Stranden

Stranden

Als de oever van de zee uit zand of grind bestaat spreekt men van een strand. Door het getijde en de invloed van de zee zijn de begrenzingen van het strand nooit precies gelijk. Per definitie is het strand de zone tussen de duinvoet en de gemiddelde laagwaterlijn. Mensen gebruiken het strand vooral als recreatieterrein, maar ook voor de kustverdediging is het strand van belang, tegenwoordig vooral door middel van zandsuppletie. Een breed en hoog strand beschermt de duinen beter dan een smal strand, waar de golven minder afgeremd worden.

Het profiel van de Nederlandse zandige kust

Vloedmerk

Als het water na de vloed op z'n hoogst is, blijft dat eventjes zo. Alles wat in de branding heen en weer rolt heeft dan de tijd om aan te spoelen. Is er veel aanspoelsel, dan ontstaat er een duidelijke streep van rommeltjes, wieren en schelpen langs het héle strand, de hoogwaterlijn of vloedmerk. Soms zijn er meer vloedmerken te vinden: de wind stuwt het water niet elke vloed even ver het strand op en dus komen de aanspoelsels niet altijd even ver.

Getijdenzone

De getijdenzone is de strook die ligt tussen de lijn tot waar de normale vloed komt en de lijn van het allerlaagste laagwater. Samen met de wadden en de slikken is het strand beneden de vloedlijn een bijzonder stukje kust dat land noch zee is. 

De dieren die hier leven hebben zich aangepast aan dit uitermate dynamische milieu: Krabben, schelpdieren en garnalen graven zich in de zeebodem; zeepokken en mosselen sluiten zichzelf op; jonge visjes zwemmen gewoon voor de laagwaterlijn uit, maar zwemmen met de vloed het strand weer op.

Aanspoelsels

Op het strand zijn interessante, meestal aangespoelde voorwerpen te vinden. Je kunt soms stuiten op een 'eierwolk' van een wulk. Het is een heel pakket van kleine gele blaasjes. Ook eieren van de hondshaai en de stekelrog kunnen aangetroffen worden op het strand. In de zomer spoelen vaak dode kwallen aan. Het rugschild van een inktvis spoelt in de herfst nogal eens aan. Gedurende het hele jaar kun je schelpen vinden op het strand. Kokkels, mosselen, zwaardschedes en mesheften vind je naast verlaten huisjes van wulken, platte strandgapers, boormosselen en gewone strandschelpen. Tussen al deze materialen zit wel iets eetbaars. Vooral meeuwen scharrelen op het strand hun kostje bij elkaar.

Naast gewenst aanspoelsel wordt ook veel zwerfvuil op de stranden aangetroffen. Badgasten laten als dank voor het verpozen vaak iets achter. Verder spoelt ook veel materiaal aan vanuit zee. Dit zijn vaak dingen die gedumpt zijn vanaf schepen, of lading die van dek is gespoeld. De meeste mensen vinden toevallig iets op het strand, anderen zoeken bewust naar bijzonderheden: de jutters. Na een storm is er heel wat bruikbaars op het strand te vinden, maar het meest tot de verbeelding spreken toch wel de vondsten van scheepsladingen hout, hele kratten whisky of containers vol met rookwaren. Minder leuk, of zelfs gevaarlijk zijn de medicijnen, verfresten en andere giftige stoffen die ook aanspoelen nadat ze overboord gezet zijn.

Strandflora

Op het strand groeien bijna nergens planten. Als leefgebied is het veel te onrustig. Zelfs de taaiste eenjarigen zoals zeepostelein, loogkruid en zeeraket kunnen zich maar tijdelijk, en dan alleen op het hoge strand, handhaven. Biestarwegras is de enige vaste plant die je op het hoge strand kunt vinden. Al deze planten hebben wat (zoet) regenwater nodig om te ontkiemen en groeien het best in het vloedmerk, daar waar rottend aanspoelsel voor wat bodembemesting zorgt. Herfststormen maken weer een eind aan hun bestaan. Om te overleven hebben deze pioniers bredere stranden nodig.

Strandfauna

Het echte zandstrand is een beroerde plek voor dieren om te leven. Slechts enkele soorten ongewervelden, zoals strandvlooien, vlokreeftjes, de agaatpissebed en de gemshoornworm, zijn in staat om altijd weerstand te bieden aan de vaak barre omstandigheden. Op het hogere strand leven een aantal gespecialiseerde insecten: strandvliegen en enkele kevertjes (aaskevers en zwartlijfkevers). Het rijke dierenleven begint vlak naast het strand. Op dijken en strekdammen wemelt het vaak van de zeepokken, mosselbanken, zeesterren, pissebedden, slakken, krabbetjes en zee-anemonen. In het kustwater leven schelpdieren, slakken, vissen en allerlei andere zeedieren.

De voedselrijkdom van de strekdammen en het kustwater is de reden waarom er ook altijd vogels op het strand te zien zijn. In de zomer zijn dat voornamelijk meeuwen en sterns, maar soms komt men ook bontbekplevieren of strandplevieren tegen. In de winter zijn de zomergasten vertrokken maar melden zich vele andere soorten, zoals drieteenstrandlopers.

Zoogdieren ziet men zelden op het strand (met uitzondering van mensen en honden). Zeehonden jagen vooral in de winter vaak in de kustwateren, maar kiezen liever voor rustige wadplaten, slikken en onbewoonde eilanden als ze aan land willen gaan. Toch is lang niet iedere gestrande zeehond ziek: het is verstandig om eerst te kijken of het dier niet vanzelf terug in zee gaat. Een zieke zeehond zal vaak niet op de vlucht gaan als men hem (rustig!) nadert. Is dit het geval, dan wordt het tijd om EcoMare of de zeehondencrèche in Pieterburen te bellen! Mede omdat zeehonden misschien besmet kunnen zijn met een voor mensen besmettelijk griepvirus (influenza B) is het verstandig het gevonden dier niet aan te raken.

Bijzondere strandingen

Bruinvissen en witsnuitdolfijnen willen nog wel eens levend op het strand aanspoelen. Meestal gaat het dan om zieke dieren, want gezonde inheemse walvisachtigen vermijden het ondiepe kustwater. In zo'n geval: het dier rustig benaderen, het dier nat houden met zeewater, en zo snel mogelijk contact opnemen met het Dolfinarium in Harderwijk! Men is daar gespecialiseerd in de opvang van zieke walvisachtigen.

Dood aangespoelde zeehonden, bruinvissen en dolfijnen kunnen vaak nog van nut zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Meldt deze vondsten altijd zo snel mogelijk aan de plaatselijke politie of gemeente. Als het om een bruinvis of een dolfijn gaat is de afspraak dat ook het nationaal natuurhistorisch museum Naturalis in Leiden op de hoogte gesteld moet worden.

Over olievogels, die jammer genoeg nog vaak op het strand te vinden zijn, vindt u elders in de Vleet informatie.

Het is een kwestie van geluk: soms vind je op het stand iets zeldzaams. Vooral in de herfst en de winter (tijdens en na stormachtig weer) spoelen onalledaagse dingen en dieren aan. Het kan dan gaan om een zeldzame schelp of een stukje barnsteen, maar ook om drie potvissen tegelijk.

De strandingen van walvisachtigen zijn natuurlijk het spectaculairst. Het kan dan gaan om een butskop, een spitssnuitdolfijn, een dwergvinvis of een potvis, maar in het verleden zijn er ook wel eens een dode orka's aangespoeld op het Nederlandse strand. Vaak leven grote walvisachtigen nog als ze stranden, maar pas op met pogingen om de dieren terug te geleiden naar zee: alleen deskundigen kunnen inschatten of dat nog zin heeft of niet. Probeer het dier nat te houden, en waarschuw de politie en het Dolfinarium in Harderwijk. Bij de stranding van dode walvisachtigen: altijd contact opnemen met het nationaal natuurhistorisch museum Naturalis in Leiden.

 Aangespoelde tropische zaden

Andere zeldzame vondsten zijn tropische zaden die aanspoelen. Op Texel is Gerhard Cadée een bekende verzamelaar van tropische zaden. Hij houdt ook bij welke tropische zaden op Texel aanspoelen. In de loop der jaren zijn een aantal tropische amandelen aangespoeld, ook paardeoogbonen, wonderbonen (voor de productie van wonderolie) en een golfbalnoot (zaad van een palmsoort) zijn op het strand aangetroffen. Het is niet duidelijk in hoeverre de zaden meegevoerd zijn met de Golfstroom voordat ze in Nederland op de kust belanden. De zaden kunnen ook in zee terecht gekomen zijn vanaf schepen. Tropische zaden kunnen vaak nog ontkiemen nadat ze aangespoeld zijn. Tot bloei komen ze echter zelden.

Meer informatie over tropische drijfzaden valt te vinden op Internet: http://www.seabean.com/.

Op het strand van de Belgische plaats Mariakerke spoelde op 19 december 2000 een levende lederschildpad van 370 kg aan. De dwaalgast overleed enkele uren later aan verwondingen aan het buikschild, waarschijnlijk veroorzaakt door de schroef van een schip.

Strandrecreatie

Stranden zijn erg in trek bij recreanten. In de zomer kan het strand dan ook vol liggen met zonaanbidders. In de rest van het jaar vinden veel mensen op het strand een goede uitwaaimogelijkheid.

Kustbeheer

Rijkswaterstaat beheert de stranden. Door veranderende zeestromingen (als gevolg van kustverdedigingswerken langs de Zuid- en Noord-Hollandse kust) treedt op sommige plekken erosie op, stukken strand slaan weg en de duinen worden bedreigd. Vaak is dit niet wenselijk en probeert men de kustlijn te verdedigen. Dit kan door middel van het bouwen van strekdammen in zee, deze moeten de schurende stroming wat verder uit de kust houden. De nieuwste methode van kustverdediging is zandsuppletie.

Voordat de duinen aangetast kunnen worden moet de zee eerst een aantal andere barrières opruimen. Voor het strand ligt de vooroever, dit is de zone tussen het punt waar de zeebodem steil naar beneden loopt en de gemiddelde laagwaterlijn. De erosie ontstaat door veranderende zeestromingen. Als de vooroever erodeert, gaat er een zandstroom landafwaarts, vanaf het strand worden gaten opgevuld. Het strand komt dan lager te liggen waardoor het zand van de duinen direct aangevallen kunnen worden door de zee. Om dit proces tegen te gaan, moet zo dicht mogelijk bij de bron aangepakt worden. De veranderende zeestroming is te sterk om te verleggen. Daarom wordt de erosie aan de vooroever teniet gedaan door middel van zandsuppletie.

Strandvervuiling

De zee wordt door veel mensen nog steeds als een groot riool beschouwd; het is goedkoper en gemakkelijker om olie en ander afval maar overboord te gooien in plaats van te bewaren tot de haven. Badgasten laten ook vaak troep achter op het strand. Elk najaar onderzoeken schoolklassen en andere groepen, in het kader van het jaarlijkse project Coastwatch, onder coördinatie van de Stichting De Noordzee een groot deel van de Nederlandse kust op planten, dieren en afval. In 1997 werd 104 kilometer strand onderzocht en vond men 38.000 stuks zwerfvuil, waarvan 40 procent aantoonbaar afkomstig was van de scheepvaart.

Op het strand ligt vaak troep die kort geleden weggegooid is. Er kan echter ook nog 'troep' liggen die al tientallen jaren oud is, zoals explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog zijn enorme hoeveelheden mijnen en explosieven onschadelijk gemaakt, maar een deel is blijven liggen. In de zomer van 2000 werd bijvoorbeeld op het strand van Zandvoort munitie gevonden die na vijftig jaar weer naar boven kwam. De munitie is direct opgeruimd.